NULLIUS
(afk. van nullius diocesis); kerkrechtelijke term, gebruikt voor zelfstandige kerkelijke rechtsgebieden (abdijen, prelaturen), die juridisch niet onder een diocees ressorteren (zie ook Exemptie).
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
(afk. van nullius diocesis); kerkrechtelijke term, gebruikt voor zelfstandige kerkelijke rechtsgebieden (abdijen, prelaturen), die juridisch niet onder een diocees ressorteren (zie ook Exemptie).
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
is de canonieke titel van abdijen en prelaturen, die een eigen autonoom rechtsgebied uitmaken, met eigen clerus en gelovigen, tot geen enkel diocees (nullius dioecesis) behoren, en van een kerkprovincie of alleen van de H. Stoel afhangen. De oorsprong van de abdijen „nullius” gaat terug tot belangrijke kloosters die, van de gde e...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: