Wat is de betekenis van normaliteit?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Normaliteit

(<Fr.), v., 1. het normaal-zijn, het overeenstemmen met de norm.; 2. (scheik.) sterkte van een oplossing in gramaequivalenten uitgedrukt.

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

normaliteit

normaliteit - Zelfstandignaamwoord 1. het normaal zijn 2. (verouderd) (scheikunde) de equivalentie (neq) gedeeld door het volume: Woordherkomst afgeleid van normaal met het achtervoegsel -iteit afgeleid van het Franse normalité (met het achtervoegsel -iteit)

2025-07-23
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Normaliteit

[Fr. normalité] het normaal zijn, de normale toestand.

2025-07-23
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Normaliteit

sterkte van een oplossing (scheik.); het normaal zijn

2025-07-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Normaliteit

het gewoon zijn, normale toestand

2025-07-23
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Normaliteit

het aantal gramaequivalenten van het werkzame reagens, dat een normaaloplossing per liter bevat.

2025-07-23
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

normaliteit

v regelmatige gewone gesteldheid.

2025-07-23
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

NORMALITEIT

of loodrechte stand (meetkunde). Van metrisch standpunt beschouwd is de loodrechte stand van twee rechten in een plat vlak die, waarbij de beide rechten een rechte hoek (te definiëren als : de helft van een gestrekte hoek) met elkander vormen, en is die van twee platte vlakken in de ruimte of van een rechte en een plat vlak tot dit begr...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

normaliteit

v. (regelmatige, behoorlijke of gewone gesteldheid of toestand).