Wat is de betekenis van nokkie zitten?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

nokkie zitten

(2015) (inf.) genoeg gegeten hebben, volzitten. Vgl. nokkie-nokkie*. • Maar waarom eten we zovéél? Ieder jaar zit ik weer helemaal nokkie, en loop ik met mijn broek op de vreethaak. (Daphne Deckers: Deze is voor jou. 2015)