neusboter
(1989) (< Sur.) snot. Vgl. neuskeutel*; neuzenvet*; purk*; schapenpootjes*; vermicelli*. • Maar ook dichter bij huis, binnen het Nederlands, als we dat even ruimer zien dan het randstedelijke ABN, kan onbekend bemind maken. Zo heet in het Surinaams-Nederlands 'snot' neusboter, 'piemelnaakt' is blootbajonet,.... (Onze Taal. 1989)