Wat is de betekenis van neusboter?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

neusboter

(1989) (< Sur.) snot. Vgl. neuskeutel*; neuzenvet*; purk*; schapenpootjes*; vermicelli*. • Maar ook dichter bij huis, binnen het Nederlands, als we dat even ruimer zien dan het randstedelijke ABN, kan onbekend bemind maken. Zo heet in het Surinaams-Nederlands 'snot' neusboter, 'piemelnaakt' is blootbajonet,.... (Onze Taal. 1989)

2025-07-27
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

neusboter

(de), snot. ( ) even later keek ik in een brutaal meisjesgezicht, haar zwaar krullend haar was in de war, er kwam neusboter uit haar ene neusgat (Rappa 1981a: 62). -Etym.: In AN onbekend; wel (gemeenz.) ‘oorboter’. - Syn. boter. Zie ook: boterneus.

Gerelateerde zoekopdrachten