neukerig
(19e eeuw) (inf.) klein, nietig, minderwaardig. • Neukerg klein, naar, nietig. Volgens Molema ontstaan uit de verbinding van het lidwoord n en het bvn. heukerg = zwak, minderwaardig, in uitdrukkingen als: n heukerg ding. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)