net (voorwerp)
I o. (-ten: -je) I. Eig. van garen gevlochten voorwerp met mazen : -ten van touw, zijde;-ten boeten, breien, knopen; vis-, vogelnet; de -ten uitgooien, uitzetten; de -ten spannen, inhalen, ophalen; drogen; zij droeg een -je over het haar; de -ten kunnen scheuren; een om te baggeren; hij lei zijn reistas in het van de coupé; het spannen bij h...