Wat is de betekenis van Nesterij?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nesterij

v. (-en), (gemeenz.) onbeduidende zaak, beuzeling: ik kan me met die nesterijen niet bemoeien.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

nesterij

(19e eeuw) (inf.) prul; onbelangrijke zaak; kleinigheid. • Hoe dikwijls zien wij niet, dat lieden die gedurende eene lange reeks jaren elkander goed waren, lief en leed met elkaâr deelden, overhoop geraken, en, hun verleden verloochenend, eene toekomst te gemoet gaan vol oneenigheid, krakeel, nijd, en wederzijdsche plagerijen en vervolgi...

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nesterij

v. nesterijen (onbeduidende zaak); gmz.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nesterij

(tə'rij) v. (-en; -tje) Gemz. onbeduidende zaak, beuzeling : zich met -en bemoeien.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nesterij

v. (-en), (gemeenz.) onbeduidende kwestie, kleinigheid.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Nesterij

Nesterij v. (-en), (gemeenz.) vodderij; beuzeling: ik kan me met die nesterijen niet bemoeien.

Gerelateerde zoekopdrachten