Neppen
(nepte, heeft genept), (Barg.) bedriegen, misleiden, afzetten.
Marc De Coster (2020-2025)
(1913) (< Rotwelsch, nappen 1755) (Barg.) bedriegen; misleiden; afzetten, in de maling nemen, afzetten. Kijk ook onder nep*. • Voor Corry had hij bijna zooveel eerbied als voor Mooie Karel, omdat zij het nooit ‘op d'r senewe’ kreeg; omdat hij zich een aap kon brullen om haar grapjes en omdat zij de heele wereld kon neppen. (Isra...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
neppen - Werkwoord 1. (palindroom) (ov) bedriegen, oplichten ♢ Hij werd flink genept door die oplichter.
Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)
oplichten, bedriegen: Ik voel me altijd genept als ik weer eens zestig, zeventig gulden moet neertellen voor drie gebakken aardappelen enz., P. Paul 32.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: