Wat is de betekenis van neiging?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Neiging

v. (-en), 1. overhelling tot iets, aandrift: hij toonde niet de minste neiging om aan mijn bevel te voldoen ; neiging gevoelen tot iets; zijn neiging om alles maar goed te praten; 2. (germ.) genegenheid, voorkeur voor iem. of iets.

2025-07-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

neiging

neiging - Zelfstandignaamwoord 1. het onbewust graag op een bepaalde manier gedragen Hij heeft soms de neiging om weg te dromen. Ik heb zelf de neiging om voor het andere te kiezen. Woordherkomst Naamwoord van handeling van neigen met h...

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

neiging

neiging - zelfstandig naamwoord uitspraak: nei-ging 1. begeerte die steeds terugkeert ♢ hij heeft de neiging te veel te eten Zelfstandig naamwoord: nei-ging de neiging de neigingen...

2025-07-27
Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

NEIGING

endogene kracht (van binnen uit) die een organisme richt op een bepaald doel of voorwerp. Planten die zich richten naar de zon (→ fototropisme), een wijfje dat haar jongen zoekt (→ moederinstinct), het gedrag van de vrek die zijn schat bewaart, of dat van het kind dat speelt, gehoorzamen aan verschillende factoren die aangeboren zijn of a...

2025-07-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

neiging

oorhelling tot iets, aandrif, begeerte, lus; buiging.

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Neiging

s., sin, oanstriid, smucht.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

neiging

v. neigingen (het neigen; gezindheid, begeerte, lust): neiging tot kwaad doen.

2025-07-27
Encyclopedie voor Ziel- en Opvoedkunde

Drs. P. Wijkema (1936)

Neiging

geheel of gedeeltelijk latent blijvende kracht, om in een bepaalde richting te handelen.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

neiging

('neiging) v. (-en) I. [neigen I] het neigen. II. [neigen II2] 1. Algm. gezindheid : een tot kwaadspreken, om alles te beknibbelen. Syn. → begeerte. 2. Inz. genegenheid : een belangstelling die tot -, tot liefde, tot hartstocht groeide.