Ndjeblos
I: 1 open-, uit elkaar springen, gesprongen (band, gekookt ei enz.), uitgebarsten (vulkaan); 2 spreektaal erin laten lopen (niet aan de verwachtingen voldoen, niet betalen enz.); 3 spreektaal over de kop gaan (handel), zakken (examen); 4 spreektaal slecht(e waar, niet wasecht enz.); zie ook kedjeblos