Wat is de betekenis van Natiegast?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Natiegast

m. (-en), (Zuidn.) werkman bij een natie.

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

natiegast

(19e eeuw) (Antwerpen, havenarb.) sjouwer; iemand die werkt in een veem en dus belast is met het lossen en laden van schepen. • Aan de dokken was, dacht zij, altoos geld te winnen voor iemand die wilde arbeiden, en dat ik mettertijd, zoowel als een ander, sjouwerman of natiegast zoude worden, was hare vaste overtuiging. (Domien Sleeckx: In &r...

2025-07-26
Jargon & Slang van Havenarbeiders

Marc de Coster (2017)

Natiegast

Natiegast - Antwerps voor iemand die werkt in een veem en dus belast is met het lossen en laden van schepen.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

natiegast

m. (-en), (gew.) slepersgast.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Natiegast

m. (-en), (Zuidn.) werkzaam bij eene natie.

Gerelateerde zoekopdrachten