Napjesdragenden
v. mv., (plantk.) familie van planten waarvan de vruchten door een napje omgeven zijnen waartoe o.a. de eik en de beuk behoren (Fagaceae).
Van Dale Uitgevers (1950)
v. mv., (plantk.) familie van planten waarvan de vruchten door een napje omgeven zijnen waartoe o.a. de eik en de beuk behoren (Fagaceae).
M. J. Koenen's (1937)
m. mv. (bomen, heesters, waarvan de vruchten groeien in een nap of schoteltje; Lat. cupuliferi): de eiken zijn napjesdragenden.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Napjesdragenden, - naam voor de plantenfamilie der Cupuliferen, tegenwoordig meesu onderscheiden in Betulaceeën* en Fagaceeën*.
J.H. van Dale (1898)
Napjesdragenden v. mv. (plantk.) eene plantenfamilie wier vruchten door een napje omgeven zijn en waartoe, groote, statige boomen en veelvuldig vertakte heesters behooren o. a. de eik, de hazelnoot en de haagbeuk (cupuliferen).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: