Wat is de betekenis van Napjesdragenden?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Napjesdragenden

v. mv., (plantk.) familie van planten waarvan de vruchten door een napje omgeven zijnen waartoe o.a. de eik en de beuk behoren (Fagaceae).

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

napjesdragenden

m. mv. (bomen, heesters, waarvan de vruchten groeien in een nap of schoteltje; Lat. cupuliferi): de eiken zijn napjesdragenden.

2025-07-24
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Napjesdragenden

cupuliferen, heesters en boomen, wier vruchten groeien i/e nap of schoteltje.

2025-07-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Napjesdragenden

➝ Cupula.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Napjesdragenden

('napjəz) mv. Napjesdragers.

2025-07-24
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Napjesdragenden

Napjesdragenden, - naam voor de plantenfamilie der Cupuliferen, tegenwoordig meesu onderscheiden in Betulaceeën* en Fagaceeën*.

2025-07-24
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Napjesdragenden

zie Cupuliferen.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Napjesdragenden

Napjesdragenden v. mv. (plantk.) eene plantenfamilie wier vruchten door een napje omgeven zijn en waartoe, groote, statige boomen en veelvuldig vertakte heesters behooren o. a. de eik, de hazelnoot en de haagbeuk (cupuliferen).

Gerelateerde zoekopdrachten