Wat is de betekenis van Nabiecht?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nabiecht

v., (R.-K.) gebed met akte van berouw, dat de biechteling uitspreekt terwijl de priester hem de absolutie geeft.

2025-07-28
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Nabiecht

het gebed, waarmede de → biechteling de → belijdenis zijner zonden in het Sacrament der → Biecht besluit: b.v. „deze en al mijn zonden zijn mij van harte leed; ik beschuldig mij daarvan en vraag ootmoedig de H. Absolutie.”

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nabiecht

v. (R.-K. samenvattend slot van de zondenbelijdenis in de biecht).

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nabiecht

v. Kat. gebed, akte van berouw die de biechteling na de biecht bidt, terwijl de priester de absolutie geeft.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Nabiecht

Nabiecht v. (R.-K.) gebed met de akte van berouw, dat de biechteling uitspreekt, terwijl of waarmee de priester hem de absolutie geeft.

Gerelateerde zoekopdrachten