Wat is de betekenis van Nababbelen?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nababbelen

(babbelde na, heeft nagebabbeld), 1. na de afloop van iets babbelen: toen de vergadering afgelopen was, bleven de meesten nog wat nababbelen;— 2. iemands babbelen nadoen; praten zoals een ander: die kleine meid babbelt al aardig alles na; hij weet er niets van, hij babbelt de anderen maar na.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nababbelen

babbelde na, h. nagebabbeld (1 napraten, iets babbelen, wat eerst door iem. anders is gebabbeld, 2 na afloop van iets nog blijven praten): 1. die kleine babbelt alles na; 2. wij bleven nog wat nababbelen.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nababbelen

('na:) (babbelde na, heeft nagebabbeld) 1. na de afloop van iets blijven babbelen. 2. babbelen wat door een ander is gezegd, napraten: de jongen babbelt alles na.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Nababbelen

Nababbelen (babbelde na, heeft nagebabbeld), na den afloop van iets blijven babbelen: toen de vergadering afgeloopen was, bleven de meesten nog wat nababbelen; — babbelen, praten zooals een ander: hij weet er niets van, hij babbelt de anderen maar na; — iemands babbelen nadoen.