Wat is de betekenis van Naast (2)?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Naast (2)

Naast bn. kortste (van afstand enz.), eerste: de naaste weg; hij is mijn naaste buurman, zijn huis belendt aan het mijne; — mijn naaste bloedverwant (in dichten graad van verwantschap); — de naaste (eerste, eerstkomende) gelegenheid; de naaste week; — de naaste (minste, laagste) prijs; — de naaste tot iets zijn, het meest...

Gerelateerde zoekopdrachten