mottige drieëndertig
(19e eeuw) (scheldw.) lelijke vrouw die door de pokken mismaakt was. • Het is eene mottige drieëndertig. [Men zegt dit van eene leelijke vrouw, die zeer van de pokken geschonden is; misschien omdat de naden, al slangsgewijze, als drieën (33), haar door het aangezïgt loopen.] (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederla...