Wat is de betekenis van morzel?

2025-07-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

morzel

klein deel van iets; stukje; brokje; kruimel. Voorbeelden: Uit de woorden van Van Peel blijkt duidelijk dat de politici niet van plan zijn een morzel verworven macht prijs te geven. De Standaard, 1996 Op zoek naar een morzel stabiliteit gingen de kopstukken van de partij akkoord om hun voorman Philippe Busquin, die zelf in het...

2025-07-27
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

morzel

kruimel, brokje, stukje De Belg is altijd dicht bij de grond gebleven. In zijn nationale lied vernemen wij zijn vaste wil, zich nooit ‘één morzel gronds’ te laten ontwringen. (Gaston Durnez, Mijn leven onder de Belgen) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 4 Vlaamsheid: 7

2025-07-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

morzel

(de, -en & -s) kruimel, brokje, stukje. Een morzel bouwgrond in Antwerpen is inmiddels zelfs gemiddeld tweemaal duurder dan in de andere Vlaamse steden. - DS, 18-04-2002.

2025-07-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

morzel

Kruimel. Hij wil toch hebben dat het Egmontakkoord „in wezen de struktuur van een tweeledige bondsstaat ontwerpt” en dat er ’’geen morzel gronds” werd afgestaan, [i]Gazet v. Antw. [/i]3/7/1977.Afl.: morzelen (Wdl.), (gewest.) kruimels laten vallen (bij het eten), knoeien; morzeling (Wdl.), (gewest....

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

morzel

m. -en, -s; brok, stuk, in zegsw.: iets te (of: tot) morzel slaan, tot gruis maken, verbrijzelen; aan morzel of mortel vallen.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

morzel

(‘morzdl) m. (-en, -s; -tje) brok, stuk : aan -s vallen; te slaan, tot gruis.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Morzel

Morzel m. (-s, -en), stuk van eenig verbrijzeld voorwerp : iem. te morzel slaan.

2025-07-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Morzel

Morzel, m. (B. MORSEL, o.), (-en), stuk van eenig verbrijzeld voorwerp. *-EN, bw. gel. zie MORTELEN, VERMORZELEN. *-ING, v. gmv. het morzelen. -EN, v. mv. splinters, stukjes.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)