Morgen
I. MORGEN m. (-s), 1. tijd tussen de nacht en de volle dag, ochtendstond; begin van de dag: de morgen breekt aan; tegen de morgen heeft het iets gevroren; — van de morgen tot de avond zit hij te werken, altijd door, zonder ophouden; 2. (bij uitbr.) tijd lopende van het begin van de dag tot de middag: gedurende, in de...