moraalridder
(1939) (oorspr. sl., thans form.) iemand die zich altijd moraliserend opstelt; zedenprediker; fatsoensrakker*. Niet vermeld in het grootste Nederlandse woordenboek, het WNT en ook niet opgenomen in de grote Koenen (1986). Ridder is in onze taal erg populair als suffix. Vgl. anaalridder*; bipsridder*; bonnenridder*; chocoladeridder*; driepootridder*...