Wat is de betekenis van moppig?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Moppig

bn. bw., grappig, geestig.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

moppig

(1915) (oorspr. jeugd, thans inf.) grappig; leuk; vermakelijk. Vgl. askavoe*; beestig*; beire*; biggy*; bizzy*; boemfris*; boeng*; bond*; boos*; brace*; coewl*; cool*; def*; denderend*; dik*; dope*; echt*; eindeloos*; emmes*; enig*; eurogaaf*; fantabuleus*; flex*; geil*; geinig*; geniaal*; gers*; geweldig*; graaf*; hard*; heftig*; hilarisch*; ippes...

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

moppig

snaaks, grappig.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

moppig

bn., bw.; grappig, uiig, vermakelijk: de moppige voorzitter; iets moppig zeggen.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

moppig

('moppәch) bn. en bw. geestig, grappig.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Moppig

Moppig bn. bw. grappig, geestig. MOPPIGHEID, v.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)