Wat is de betekenis van Mooiigheid?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Mooiigheid

v. (...heden), (thans alleen minacht.) het mooi zijn.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

mooiigheid

(19e eeuw) (inf.) iets moois; (iron.) iets lelijks of onbehoorlijks. • Hij weet niet meer wat hij zeggen zal, en slaat een min of meer vijandigen blik op zijn vader, die inmiddels is opgestaan en uit een op tafel staande doos een damesmuts heeft genomen en haar omhooghoudt met de woorden: ‘Kijk eens wat een mooiigheid! Zeker werk van jou...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

mooiigheid

v. mooiigheden; mooiheid; een mooi iets, een voorwerp, woorden.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mooiigheid

Mooiigheid v. (...heden), mooiheid; — mooie, fraaie zaken, voorwerpen.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten