Wat is de betekenis van Monteeren?

2025-07-24
Algemeen Technisch woordenboek

H.J. van Eyk (1916)

Monteeren

1e. Kleeden van soldaten. 2e. Bemannen van een schip. 3e. Een ruiter van een opgetuigd paard voorzien. 4e. Het ineenzetten eener machine. 5e. Het zetten van edelgesteenten.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

monteeren

monteeren - stijgen; opwekken, bezielen: kleeden (soldaten); bemannen leen schip); van een opgetuigd paard voorzien; eenmachine ineenzetten; zetten (edelgesteenten).

2025-07-24
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Monteeren

een machine uit de losse deelen in elkander zetten; deze arbeid heet montage, die hem verricht monteur.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Monteeren

Monteeren (monteerde, heeft of is gemonteerd), stijgen, doen stijgen, klimmen, beklimmen; verhoogen, opwekken, bezielen, stemmen; — kleeden en uitrusten; — bemannen (een schip); — eene machine uit de losse deelen in elkaar zetten; — (juw.) invatten, inzetten (edelgesteenten in goudwerk enz.); — bijzetten (de verfku...

2025-07-24
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

monteeren

monteeren - bw. ow. gel., stijgen, doen stijgen, klimmen, beklimmen, opwekken; kleeden en uitrusten; bemannen (een schip); ineenzetten, vereenigen (deelen tot een geheel); invatten, inzetten (edele steenen enz.); bijzetten (de verfkuip)

Gerelateerde zoekopdrachten