Monotropa
Monótropa L [C. Linnaeus], - van [zie Linnaeus, Philosophĭa Botanĭca (1751) 186] Gr. monos, eenig, alleen; trepein, wenden. De naam zinspeelt op de naar één zijde omgebogen (knikkende) bloeiwijze.
Dr. C. A. Backer (1936)
Monótropa L [C. Linnaeus], - van [zie Linnaeus, Philosophĭa Botanĭca (1751) 186] Gr. monos, eenig, alleen; trepein, wenden. De naam zinspeelt op de naar één zijde omgebogen (knikkende) bloeiwijze.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Monotropa, - plantengeslacht der Pirolaceeën, met 3 soorten op het N. halfrond. Bekend is M.Hypopitys, het Stofzaad of Zonderblad, een bleekgele, later zwart wordende humusplant, die haar koolstof niet uit de lucht, maar uit den bodem opneemt en dus geen bladgroen noodig heeft. De bloemen staan aan het eind van een onvertakten, met schubben bezette...
J. Kramer (1908)
L., plantengeslacht van de fam. der Ericaceeën (Monotropeeën), met slechts eene, over de geheele noordelijke gematigde zone verbreide en ook in Nederland (vooral in bosschen) voorkomende soort. M. hypopitys, het zonderblad of stofzaad, een bleekgele en later zwartwordende woekerplant, wier stengel onvertakt, bros en met schubben bezet is,...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: