Wat is de betekenis van monotoon?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Monotoon

(<Fr.), bn. bw., 1. eentonig 2. vervelend

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

monotoon

monotoon - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: mo-no-toon 1. zonder afwisseling ♢mevrouw Van Wees heeft een monotone stem Bijvoeglijk naamwoord: mo-no-toon ... is monotoner dan ... het mono...

2025-07-25
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Monotoon

(bn.), syn. eentonig; spreken met weinig of geen toonhoogtevariaties.

2025-07-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Monotoon

[v. Gr. monos = alleen; zie -toon] bn & bw (alg.) eentonig.

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Monotoon

eentonig

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

monotoon

eentonig; vervelend.

2025-07-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Monotoon

eentonig, vervelend.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Monotoon

adj. & adv., ientoanich; — spreken, sûnder forhef prate.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Monotoon

(wisk.), een functie heet M. niet-toenemend ( of niet-afnemend) als de opeenvolgende waarden die de functie aanneemt steeds kleiner (groter) zijn dan of gelijk zijn aan de voorgaande waarden.