Monophyllaea
Monophylláéa R. Br. [Robert Brown], - van Gr. monos, eenig, alleen; phullon, blad: éénbladige plant. De plant brengt geen andere bladeren voort dan de beide zaadlobben; één daarvan blijft klein en valt af; de andere groeit, zoo lang de plant leeft, en bereikt ten laatste zeer aanzienlijke afmetingen.