Wat is de betekenis van monoculair?

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

monoculair

monoculair - Bijvoeglijk naamwoord 1. met één oog of één lens Woordherkomst afgeleid van oculair met het voorvoegsel mono- Antoniemen binoculair Verwante begrippen monocle

2025-07-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Monoculair

[zie oculair] bn & bw 1 voor één oog; 2 met één oog.

2025-07-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Monoculair

met één oog

2025-07-26
Populaire Geneeskundige Encyclopaedie

Dr. Ch. Bles (1929)

Monoculair

met één oog.

2025-07-26
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Monoculair

(zie het volgende woord), met één oog; vgl. Binoculair zien.

2025-07-26
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Monoculair

(zie het volgende woord), met één oog; vgl. Binoculair zien.