Wat is de betekenis van molferd?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Molferd

m. (-s), (gew.) iem. die een grote mond heeft; iem. die onbeschoft spreek en handelt.

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

molferd

(17e eeuw) (Barg.) scheldwoord met meerdere betekenissen: iemand met een grote mond, onbeschofte vent; lomperd. Molf is een Bargoens woord voor mond, opgetekend te Venlo. • Molferd. Iemand met eenen grooten mond; voorts, die onbeschoft spreekt en handelt. In Groningen, is het, in de lage volkstaal. (Pieter Weiland: Nederduitsch letterkundig wo...

2025-07-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Molferd

onbeschoft, ruw mens

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

molferd

m. -s; onbeschoft mens; iem., die een grote mond opzet; gew.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

molferd

('molfәrt) m. (-s) [klnb.] Gew. onbeschoft grootspreker : loop heen !

2025-07-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

molferd

molferd - m., onbeschaafd, ruw mensch.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Molferd

Molferd m. (-s), (gew.) iem. die een grooten mond heeft; iem. die onbeschoft spreekt en handelt.

2025-07-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Molferd

Molferd, m. (-s), iem. die een grooten mond heeft; die onbeschoft spreekt en handelt.

Gerelateerde zoekopdrachten