mol (dier e.a.)
I m. (-len; -letje) [malen. woelen] in de grond levend, spitssnuitig, zwartbruin, fluweelachtig behaard en insektenetend zoogdier met zeer kleine ogen (Talpa europaea) : zo dik. vet, blind als een -; slapen, wroeten als een -; -len vangen, ook Fig. onder de grond gaan, sterven. II v. (-len; -letje) [Fr. bémol] Muz. teken p dat de waarde van...