mimmele
(1906) (Barg.) moeder. Ook wel: memmele. 'om zijn mimmele roepen': bang zijn. • Mimmele: moeder. (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Heb ik gedaan met poesse en leg ik 's nachts in mijn kelder te bed, dan geef ik de mimmele nog een nachtzoen, dek den kleinen Sampie, die zijn eigen altijd blootwoelt, nog eens toe en dan, gêna...