Mikken
I. (mikte, heeft gemikt), 1. ogen op een doel dat men tracht te raken of te treffen, inz. met een schietwapen; aanleggen: nauwkeurig mikken alvorens te schieten; — ook met een kogel of schot als object: een welgemikt schot; 2. (oneig., gemeenz.) gooien: hij mikte zijn schoenen in een hoek; 3. (w. g.) overwegen; 4. (gew....