Mik (mikkie)
1. de hele-, alles, iedereen. Informeel. Mikis hier een verkorting van mikmak. Ik heb ze allemaal ontmoet, Che Guevara, de hele mik. (Nieuwe Revu, 07/10/92) 2. in de - schuiven/douwen,in de maag splitsen; ergens mee opzadelen; in de handen duwen. Informele uitdr. ... en de volgende week kwam-ie terug en vertelde, hoe hij dat zendertje stiekum z’n...