Wat is de betekenis van Mier (2)?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Mier (2)

Mier v. (fig.) de mier aan iem. hebben, iem. niet kunnen uitstaan, niet mogen lijden, niet kunnen zetten; de mier aan iets hebben, een hekel er aan hebben.

Gerelateerde zoekopdrachten