Middelhand
v., 1. (ontl.) deel der hand dat tussen de handwortel en de vingers ligt; 2. daarmee overeenkomend gedeelte in de vleugel van een vogel; 3. (kaartsp.) op de middelband zitten, niet het eerst en niet het laatst moeten spelen.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. (ontl.) deel der hand dat tussen de handwortel en de vingers ligt; 2. daarmee overeenkomend gedeelte in de vleugel van een vogel; 3. (kaartsp.) op de middelband zitten, niet het eerst en niet het laatst moeten spelen.
M. J. Koenen's (1937)
v.; deel der hand tussen pols en vingers: fig. bij het kaartspel: op de middelhand zitten, niet het eerst en niet het laatst moeten spelen; verg. achterhand.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(Metacarpus) (dierk.), het gedeelte tusschen den handwortel en de vingers. Bij den mensch treft men hier als steunskelet aan vijf slanke pijpbeentjes: middelhandsbeenderen of metacarpalia.
Jozef Verschueren (1930)
('middəl) v. (-en) 1. Eig. deel der hand tussen de vingerleden én de handwortel: de -en van de ➝ arm bij de mens, van een ➝ vogel. 2. Metf. speelbeurt, niet eerst en niet het laatst : op de zitten.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v./m., 1. (anatomie) middenhand; 2. daarmee overeenkomend gedeelte in de vleugel van een vogel; 3. (kaartspel) op de middelhand zitten, niet het eerst en niet het laatst moeten spelen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: