Wat is de betekenis van Michels?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

michels

(1874) (Barg.) ik; mij; mijn. Zie ook mechels*. • De klitste knul kabeeldegen aan zijn aken: bol! stuipt michels de splent, die mij grandig modeert. (Johan Winkler: Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2. 1874) • Michels: ik, mij. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Michels

Michels - Eigennaam 1. genitief van Michel

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Michels

Rinus, Ned. voetballer en voetbaltrainer-coach, *9 februari 1928 te Amsterdam. Michels speelde jarenlang voor Ajax (tot 1955) en kwam vijfmaal in het Ned. elftal uit. Van 1965—71 was hij trainer van Ajax en bereikte grote successen: kampioen van Nederland in 1966, 1967, 1968 en 1971, finalist Europa Cup voor Landskampioenen in 1969 en winnaa...