met inbegrip van
met inbegrip van - Voorzetsel 1. (formeel) en als deel daarvan ook, en bijbehorend ♢ De woning met inbegrip van de schuur moet dinsdag zijn ontruimd. Woordherkomst vaste verbinding van met (voorzetsel) en inbegrip (zelfstandig naamwoord) en van (voorzetsel)