Met een opgestreken of opgestoken zeil of zeiltje naar iemand toekomen
driftig en toornig op iemand afkomen, vooral met het oogmerk om zijn toorn te luchten, voldoening te vragen, enz. Eig. gezegd van een schip dat met opgehesen zeilen op een ander toe zeilt om het aan te vallen. In de 17de en 18de eeuw met een opgetogen, opgeset, opgehaelt, opgerecht, opstaend, staend zeil; eerst in de 18de eeuw komt voor met een opg...