met de mootvlek pezen
(1906) (Barg.) met negen dobbelstenen gokken. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • De pofbroeken herkenden hem nauwelijks onder de fladderende nachtvogels en de mandrillen die met de mootvlek peesden. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924) • Wanneer men van iemand zegt, dat hij &bdq...