mepper
(1958, vero.) (Ned. spoorw.) machinist die onregelmatig rijdt. • Op de Halve Zolenlijn stond de meester achter het orgel van zijn bok, die pruimend voor de paal stond, ’t Was koud. De vorige dag was het kwaad werken geweest voor de slangenbezweerder die een dooie pier bij een kerstboom had ontdekt. De bok hoestte maar door. De ouwe werd...