Wat is de betekenis van menigvoudig, menigvuldig?

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

menigvoudig, menigvuldig

meestal menigvuldig; 1. bn.; velerlei; talrijk, veel; overvloedig: onze menigvuldige gebreken; een menigvuldige oogst; 2. bw.; op allerlei wijze; vaak: God vergeeft menigvuldig.

Gerelateerde zoekopdrachten