Mede, bw
MEE, 1. de bijwoordelijke vorm van het voorzetsel met: hij bemoeit zich nergens mee; hij lacht er wat mee; de wind mee hebben, de wind gunstig hebben; hij heeft zijn uiterlijk niet mee, zijn uiterlijk is niet in zijn voordeel; wij hadden de goden mee, wij hadden op reis aldoor mooi weer; — (bij verzwe...