Me(d)elopen
(liep mede, is medegelopen), 1. in het lopen vergezellen: mag ik een eindje met u meelopen? 2. (oneig.) met anderen mededoen; 3. (fig.) begunstigen, voordelig zijn voor: wat hij ook onderneemt, alles loopt hem mee ; alles liep mee om het feest te doen slagen; ’t was hem in de wereld niet meegelopen, hij was niet vo...