Wat is de betekenis van Matten, (matte, heeft gemat)?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Matten, (matte, heeft gemat)

I. 1. met matten of biezen beleggen; 2. van een mat, zitting voorzien: stoelen matten; II. 1. mat, dof maken, matteren; 2. vermoeien, afmatten; III. (volkst.) knokken, vechten.