Wat is de betekenis van maso?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

maso

1) (1980) (inf.) afkorting van masochist. Zie ook: sado*. • Ook leuk, zo'n griezel in huis, lekker voor de sado's en maso's! gilt Viviane. (Hugo Raes: Het jarenspel. 1981) • Meester 31, is op zoek naar een maso. vrouw om samen een langdurige sm-relatie met elkaar aan te gaan die kan leiden tot samenwonen of huwelijk. (Het Parool, 14/01/1...