Wat is de betekenis van manziek?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Manziek

bn. (-er, -st), (van meisjes of vrouwen) te veel op mannen gesteld, gaarne een man hebbende.

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

manziek

manziek - Bijvoeglijk naamwoord 1. te veel op mannen gesteld Woordherkomst samenstelling van man en ziek Antoniemen vrouwziek

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Manziek

adj., jachtich, joeisk, joepsk, mannich, mansiik, glandich, glei; — zijn mei it gat op ’e rin wêze; -e deern, manljus-gek, blei, (sleauwe) tutte.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

manziek

('man) bn. en bw. (-er, -st) te veel op mannen gesteld : -e meisjes.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

manziek

bn. (-er, -st), (van meisjes of vrouwen) te veel op mannen gesteld, nymfomaan.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Manziek

MANZIEK, bn. (-er, -st), te veel op mannen gesteld, gaarne een man hebbende (van meisjes of vrouwen), hysterisch.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)