Wat is de betekenis van Manvolk?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Manvolk

o., manspersonen.

2025-07-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

manvolk

o.; de mannen: waar blijft het manvolk?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Manvolk

MANVOLK, o. manspersonen. Men hoort ook MANSVOLK en MANNENVOLK.

2025-07-22
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Manvolk

Manvolk, o. gmv. manspersonen. *...WIJF, o. (...ven), tweeslachtig mensch of dier, † hermaphodriet; (fig.) grof -, ruw vrouwspersoon. *...ZIEK, bn. (-er, -st), hysterisch, gaarne bij mannen zijnde, gaarne eenen man hebbende (van meisjes of vrouwen). -TE, v. hysterie.

2025-07-22
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-22
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)