Wat is de betekenis van Manmoedig?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Manmoedig

bn. bw. (-er, -st), de moed hebbende of tonende van —, met de moed van een man, dapper, kloekmoedig, manhaftig: een manmoedig besluit.

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

manmoedig

manmoedig - Bijvoeglijk naamwoord 1. de moed hebbend van een echte man De een na de ander – zaken met een grote reputatie – ging over de kop, maar dit bescheiden winkeltje met zijn vergrijzende klantenbestand hield manmoedig stand. Woordherkomst afleiding van man en moed met het...

2025-07-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

manmoedig

dapper, manhaftig.

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Manmoedig

adj. & adv., manmoedich, -haftich.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

manmoedig

bn., bw.; met mannenmoed, manhaftig: een manmoedig besluit, kloekmoedig; Pieter stak de hand manmoedig in de korf.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

manmoedig

(man'moedəch) bn. en bw. (-er, -st) met mannelijke moed, kloekmoedig : een besluit; kleingeestigheid versmaden.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

manmoedig

bn. en bw. (-er,-st), met de moed van een man, dapper, kloekmoedig, manhaftig: een manmoedig besluit.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Manmoedig

MANMOEDIG, bn. bw. (-er, -st), MANMOEDIGLIJK, bw. dapper, kloekmoedig, manhaftig: een manmoedig besluit. MANMOEDIGHEID, v. onversaagdheid.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Manmoedig

Manmoedig, bn. en bijw. (-er, -st), *-LIJK, bijw. dapper. *-HEID, v. gmv. onversaagdheid.