Wat is de betekenis van Manlief?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Manlief

m., 1. aanspreekvorm voor de echtgenoot: zeg manlief, wil je dat voor mij doen? 2. de (uw enz.) echtgenoot: is manlief thuis?

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

manlief

liewe man of eggenoot.

2025-07-28
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Manlief

Zoogdier dat rekeningen betaalt.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

manlief

m.; lieve man of echtgenoot.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

manlief

('man) m. 1. Algm. lieve man : ei -, wat zeg jij ervan ? 2. Inz. echtgenoot: geniaal weet zij met om te springen.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

manlief

m., 1. aanspreekvorm voor de echtgenoot: zeg manlief, wil je dat voor mij doen?; 2. de echtgenoot: is manlief thuis?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Manlief

MANLIEF, m. lieve man: zeg, manlief , wilt ge dat voor mij doen — echtgenoot: is manlief thuis 1

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten