manje
(de, -s), syn. van manja(boom): z.a. Zie Ost. 139.-2. syn. van manja (2). Het feest is nog niet begonnen; de man die in de boom moet is er nog niet. De manjes hangen klaar om te vallen (Hijlaard 66). - Etym.: Het lijkt een vernederlandsing van manja. Lammens (1822; 1982: 49) schrijft voor het mv. in bet. 1 manges.