Mango
v. (-’s), (Ind.) bekende Indische appelachtige vrucht, met stevig oranjerood vruchtvlees, naar wortelen smakend.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-’s), (Ind.) bekende Indische appelachtige vrucht, met stevig oranjerood vruchtvlees, naar wortelen smakend.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip mango heeft 2 verschillende betekenissen: 1) tropische steenvrucht. tropische steenvrucht met een oneetbare en stevige, oranje-groene, glanzende schil en geurig, zeer sappig, oranjegeel vruchtvlees. 2) mangoboom. boom waaraan mango's groeien; mangoboom.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
mango - Zelfstandignaamwoord 1. (fruit) soort oranje-groene sappige tropische vrucht 2. (dierkunde) een kolibrisoort uit het geslacht Anthracothorax
Muiswerk Educatief (2017)
mango - zelfstandig naamwoord uitspraak: man-go 1. zoete, tropische vrucht met grote, blanke pit ♢in deze salade is mango verwerkt Zelfstandig naamwoord: man-go de mango de mango's ...
Getty Research Institute (1990)
mango - Grote boom die inheems is in Oost-Azië, Myanmar (Birma) en de Indiase staat Assam. Waarschijnlijk is de boom al rond 2000 v.Chr. in India gedomesticeerd. Daarna is de boom in de vijfde eeuw v.Chr geïntroduceerd in Oost-Azië. De boom produceert zoete oranje steenvruchten, een van de belangrijkste en meest geproduceerde vruchte...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: