Mandsjoe
m. bewoner van Mandsjoerije.
John Kooy (1933)
O.-Aziat. ruitervolk (Toengoezen), dat in de 17e eeuw China binnenviel, zich 1644 meester maakte v/d troon en er de M.-dynastie stichtte, welke tot 1912 regeerde.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J. Kramer (1908)
Mandsjoeren, een hoofdtak van den toeranischen volksstam der Toengoezen, oorspronkelijk bewoners van Mandsjoerije, sinds 1646 het heerschende element in China; zij treden reeds zeer vroeg onder verscheidene namen in de geschiedenis van China op, sedert 925 als onderdanen van het groote rijk der Khitanen onder den naam Joe-tsche of Nioe-tsche. In 11...
Anthony Winkler Prins (1870)
Mandsjoe of Mandsjoeren noemt men een hoofdtak van den stam der Toengoezen, de oorspronkelijke bewoners van Mandsjoerije. Zij zijn sedert twee eeuwen de beheerschers van het Chinésche rijk en komen in de geschiedenis van China reeds zeer vroeg en onder verschillende benamingen voor, sedert 925 als onderdanen van het groote rijk der Khitanen en in d...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: